Met mijn tante Riekie bezocht ik vorig jaar het Drents Museum in Assen voor de tentoonstelling “Lyrische lijnen”, met werk van Klimt, Kokoschka, Schiele en anderen. Er hingen een paar mooie tekeningen van Kokoschka, maar meer ook niet. Ik voelde me een beetje bekocht vanwege de geringe omvang en de niet daarmee in verhouding staande publiciteit. Mijn tante was kritischer want zij vindt het afbeelden van mensen niet eens kunst: “Ik ken die mensen toch niet? Waarom moet ik er dan naar kijken?”
Dit weekend ging ik met Greetje naar Rotterdam voor de tentoonstelling “Mensen en Beesten” van Kokoschka. Het was het laatste weekend dat het nog kon. In het Boijmans hingen veel mens- en een aantal dierportretten: de mandril, verder poezen, krabben en schildpadden — in alle stijlen die Oskar Kokoschka gedurende zijn lange leven beoefend heeft, en dat zijn er nogal wat. Mij overviel het gevoel van mijn tante Riekie: al die koppen zeiden mij niets, ondanks het feit dat Kokoschka een van mijn helden is.
In het drukbezochte Museum Boijmans van Beuningen zat Kokoschka voor mijn gevoel opsloten in het chronologische kader van de museumkunst. Misschien hingen zijn doeken gewoon niet mooi, maar ik miste de vrijheid zoals die ik ooit ervaren heb in zijn stadgezichten die ik gezien heb in het Albertina in Wenen: grote doeken in vibrerende kwaststreken met een prachtig licht en kleur. Nu nog erachter komen wat mijn tante Riekie daarvan vindt.