From the Guggenheim Collection in het Cobra Museum van Amstelveen was een must see. Kranten waren lovend, en ik hoorde enthousiaste recensies van mensen die er geweest waren. Dus had ik met Greetje afgesproken om er heen te gaan. Vijf euro toeslag betaalden we voor een tentoonstelling in het schemerduister: het Cobra Museum heeft prachtige daklichten, maar die waren — op last van de verzekering? — toe. Het was dus behelpen met kunstlicht. Hoe dan ook, het Cobra exposeerde 55 werken van 41 kunstenaars: heel divers werk, allemaal ontstaan in de fifties van de vorige eeuw toen abstracte kunst zich stormachtig ontwikkelde. Alles mocht en alles kon, dus zie je iedereen alle kanten opgaan: een lyrische beauty van Mark Rothko die vooruitloopt op zijn latere grote, abstracte multiforms, een Pollock-achtig schilderij van Karel Appel, een Pollock van 1 x 1 m, Alberto Burri die schilderijen maakt van jute zakken, expressieve krabbels van Cy Twombly, ene Jack Tworkov die verscheurd werd tussen expressieve en geometische abstractie. De catalogus spreekt van gewaagde kunststijlen en avant-garde initiatieven, van vrijheid van individuele expressie en spontaniteit. Maar in het Cobra Museum voel je ook de nerveuze stress van kunstenaars die kijkend naar elkaar op zoek zijn naar een eigen stijl.
Maand: mei 2014
Rauwe sienna
Vanavond de tweede sessie van mijn olieverfschets-experiment. De ondergrondjes had ik in de rauwe sienna gezet, in de hoop de kleur van de ondergrond ook als middentoon te kunnen gebruiken. Dat lukte niet helemaal, want de rauwe sienna was erg licht – lichtgevend oranje bijna. Als schaduwtoon had ik turquoise genomen. Dat turks blauw werkt prachtig samen met de rauwe sienna, het alizarine rood en de gebrande omber. Wat moeilijk blijft, is de dosering van het wit. Hoe minder wit, hoe beter. In de onderstaande schets is dat best aardig gelukt — het allerwitste wit is daar vermeden.
Vergane glorie
Met Els, Inge, Herman en Pieter was ik dit weekend te schilderen in Warmond – een welvarend, schilderachtig dorpje aan de Kager plassen bij Leiden. Het water was mij iets te pittoresk, maar Warmond blijkt ook een katholiek bolwerk te zijn. Ooit was er het grootseminarie van het bisdom Haarlem gevestigd: een immens gebouw, nu een bejaardentehuis. Verscholen tussen het geboomte van het seminarie-park ligt aan de Herenweg de neo-romaanse Sint Matthiaskerk, met daaraan vastgebouwd een kolossale pastorie. In Warmond is het katholieke geloof nog levend: in de pastorie werden zaterdagmiddag de jonge kinderen vermaakt, zaterdagavond was er in de kerk een mis. Desalniettemin lijkt de pastorie voor een deel leeg te staan. De parkeerplaats van de pastoor wordt niet gebruikt. Een bord “Keldertje” wijst naar de zijkant van het gebouw — een voormalige jeugdsoos? Achter de ramen van de kelderverdieping zijn alle blinden toe: de Warmondse puberjeugd vermeit zich blijkbaar zonder pastoraal toezicht elders.
Olieverfschets
Het is gelukt. Deze maandagavond ben ik daadwerkelijk aan het modelschilderen geslagen. Een en ander vergt wel de nodige voorbereiding. Bij de bouwmarkt heb ik twee grote mdf-platen van 5,5 mm dik laten verzagen tot 80 plankjes van 24 x 30 cm. Kosten: 0,25 euro per stuk. Die plankjes heb ik per vier op een tekenbord geniet, gegrond met gewone grondverf en een kleurtje gegeven. Met twee van die borden kom ik precies uit: vijf standen van tien minuten voor de pauze, drie van een kwartier na de pauze. Het is wel even wennen aan het formaat en aan de tijd — het valt niet mee om in tien à vijftien minuten een overtuigende olieverfschets neer te zetten. Onderstaand schilderijtje is de laatste van de reeks. De schets is misschien ruw en het palet erg gedempt, maar het begin is er.
Het wonder van het licht
Hoe schilder je zonlicht? Licht en schaduw schilderen is al moeilijk genoeg, maar zonlicht schilderen, het stralende effect van zonlicht, dat gaat mij boven de pet. De Belgische schilder Jozef van Ruyssevelt (1941-1985) kon het. Op terugreis van Brussel bezochten we de privé-collectie van de erven van Jozef van Ruyssevelt. Die collectie is gehuisvest in de villa waar Van Ruyssevelt gewoond heeft en waar hij bijna al zijn doorkijkjes, interieurs en stillevens geschilderd heeft. Ik ken niemand die zo stralend het zonlicht schildert als hij. Zijn schilderijen (olie, gouache en pastel) zijn prachtig van toon, kleur en compositie, en een stuk losser geschilderd dan je op het eerste gezicht zou denken. Dat is het eigenlijke wonder: dat de losse vlekken oranje en zwart, zachtgeel en grijs, wit en blauw niet alleen een interieur suggereren, maar vooral een wereld oproepen waar het zonlicht de schepping streelt.
Mes in het oog
Van Zurbarán naar Borremans: in de Bozar is het een kleine stap van Spaanse mystiek naar Belgisch surrealisme. Akelig goed schildert die Michaël Borremans: nonchalant, maar uiterst effectief en uiterst suggestief, met ingehouden kleurgebruik en een luchtige, liefdevolle toets. Zijn onderwerpen hebben een stekelige, donkere ondertoon: blanke modellen met een zwart gelaat, meisjes met rok maar zonder benen. Het contrast tussen de liefdevolle toets en de thematiek van prikkeldraad creëert een mysterie dat verder niet uitgelegd wordt. Het is Borremans te doen om beelden die de kijker raken. “Mes in het oog” is de term die hij daarvoor gebruikt in deze documentaire. Onderstaand schilderij is werkelijk prachtig geschilderd (gezicht, handen, trui, achtergrond). Maar wat stelt het voor? Een man kijkt naar zijn hand. Wat ziet hij? Een visioen? Of gewoon zijn hand?
Het raadsel Zurbarán
Met Astrid was ik in de Bozar van Brussel voor de tentoonstelling van Fransisco de Zurbarán (1598-1664), Spaans barokschilder, tijdgenoot van Velasques. Zurbarán blijkt vooral een schilder geweest te zijn van streng katholieke voorstellingen: de heilige Maagd met kind, de gekruisigde Christus, een mediterende Sint Fransciscus, devote monniken in prachtig witte pijen en oversten van allang niet meer bestaande orden. Daarnaast schilderde Zurbarán stillevens: vlezige appels en kweeperen, vazen, een prachtig lams Gods en tere bloemen. Heel bekend is een stilleven van een beker water met bloem op zilveren schaal, mooi sereen geschilderd met vooral prachtige reflecties. Dat stilleven hing er zelfs in verschillende versies: in meerdere grote religieuze schilderijen figureert het als bijmotief. De vraag is of Zurbarán gedreven werd door religieus-esthetische motieven of dat hij gewoon (brood)schilder was. Je zou bijna denken dat hij monnik was of priester, maar in werkelijkheid is hij drie keer getrouwd geweest. Ook kun je je afvragen of de thematiek van zijn stillevens streng-religieus is of niet. In zijn tijd waren stillevens, de zogenaamde bodegones, erg in de mode. Het hieronder afgebeelde stilleven vind ik het meest intrigerend: wat zou Zurbarán hier nu mee willen zeggen?
The whole thing
William Morris Hunt (1824–1879) was een Amerikaans schilder die veel privé-leerlingen had. De communicatie met zijn leerlingen ging voor een deel met briefjes, door een assistente heen en weer gebracht. Die notities zijn bewaard gebleven en verzameld in het amusante boek ‘On Painting and Drawing’, dat vol staat met schilderkunstige overwegingen. Bijvoorbeeld: “It is of great importance to get an impression of the whole thing. Not easy to do this. Our habit of scrutiny makes us look at part of things, and if you paint these only you don’t make a picture.”
Onderstaande tekening is begonnen met een (nog zichtbare) kriebellijn die het hele model in één keer ‘vat’. Daarna is het model met lijn en toon verder uitgewerkt. Op zich ben ik prima tevreden met deze vijf minuten-tekening. Toch is dit nog niet The whole thing, want de achtergrond is er pas in tweede instantie bijgetekend. Of je dit aan de tekening zien kan, weet ik niet, maar ik kom er steeds meer achter dat je een tekening of schilderij ‘holistisch’ op moet zetten: alles moet er vanaf het allereerste begin op staan. In dit geval: zowel het model, als de voor- en achtergrond.
Zes toonwaarden
Astrid krijgt schilderles aan de hand van het Alla Prima-boek van Al Gury. Na de eerste olieverfschets worden licht- en schaduwtonen aangebracht: twee gelen voor de citroenen, twee blauwen voor de schaal en twee roden voor het tafelvlak. Op dat moment overtuigde het stilleven ons nog helemaal niet. Gek genoeg deed een foto van de tussenversie dat wél: op de camera knalden de citroenen het beeld uit. Dus blijkbaar klopte de aanpak. De afwerking bestond uit een paar correcties, lichten op de citroenen en op de schaal en als finishing touch een paar reflectielichten in de schaduwen. Zes mengtinten – mits goed van toon en goed in de vorm gezet – zijn dus voldoende voor een overtuigend schilderij.