Voetje

In 2015 jubileert kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae. Ter gelegenheid daarvan zijn er een aantal bijzondere jubileumtentoonstellingen. De eerste is gewijd aan een prominent oudlid, Kees Verwey. De tentoonstelling neemt heel Arti in beslag: in de bovenzalen hangen de olieverven, beneden in de societeit Verweys aquarellen.

Samen met Elly bezocht ik deze expositie. Elly was vooral gecharmeerd van de portretten, mij beïndrukten de grote atelierstillevens. In het onderstaande schilderij toont Verwey zich schatplichtig aan Matisse – zie de zwevende appeltjes, zie de zorgvuldig geconstrueerde vertikalen. Prachtig is de kleurbeheersing: het rood in de achtergrond, de groenen en gelen in de voorgrond. In het midden breekt het perspectief open. Linksachter staat een witte vaas in het donker, links van een nog lichtere vertikaal. Die vaas trok mijn aandacht, omdat er een voetje lijkt te missen (ook erg Matisse). Bij nadere bestudering blijkt die voet niet afgehakt, maar schuil te gaan achter een donkerzwarte vertikaal, zo te zien de lijst van een atelierdoek.

Dit ogenschijnlijk niet kloppende, maar toch realistische detail karakteriseert Verwey. Hij was een traditionalist met een hang naar het modernisme. Hij experimenteerde vrijuit, maar keerde altijd terug naar zijn basis: (het wonder van) de waargenomen werkelijkheid. Toeval of niet, aansluitend op Verwey in Arti opent eind deze maand een volgende supertentoonstelling: Matisse in het Stedelijk.

Kees Verwey, Atelierstilleven

Kees Verwey, Atelierstilleven

Rolls Royce

Meestal schilder ik met verf van het merk Winton, een olieverf van studiekwaliteit van Windsor en Newton. Ik vind het een lekkere stugge verf met een prettig kleurengamma – op mijn atelier heb ik alle kleuren op voorraad. Maar de kleurenkaart van Winton bevat geen Turks blauw: het blauwgroen dat qua tint overkomt met het mineraal turkoois. Vandaar dat ik ook een tube turqoise van Lucas Studio heb. Uit nieuwsgierigheid heb ik laatst een klein tubetje ‘Scheveningenverf’ van Oud Hollandse gekocht. Dat is een professionele olieverf van hoge pigmentatie: Nederlands fabrikaat, de Rolls Royce onder de olieverven. Kleur: ‘Donker turks blauw’. Met het turquoois uit dit tubetje heb ik vanavond geschilderd. Op de een of andere manier oogt het net iets frisser dan het (groenere) turquoise van Lucas. In ieder geval ketst het blauwgroen in het onderstaande schilderijtje prachtig met het roze, een mengsel van alizarinerood met wit.

model Fernanda, 24 x 30 cm

model Fernanda, 24 x 30 cm

Wolkig zacht

De grote Rothko-tentoonstelling in Den Haag overlapt een paar weken met de Late Rembrandt-tentoonstelling in het Rijksmuseum. Deze coïncidentie bracht portretschilder Liesbeth van Keulen tot de vraag: “Wat hebben Rembrandt en Rothko gemeen?” Dit lijkt geen natuurlijke vraag, maar na mijn bezoek aan het Gemeentemuseum begon het mij te dagen dat er inderdaad een verband is.

Mark Rothko (1903-1970) is beroemd vanwege zijn colourfield paintings: abstracte doeken met twee of drie kleurvlakken die lijken te zweven op een egaal gekleurde ondergrond. Rothko schilderde kleur over kleur – transparant en open, met luchtige kwaststreken, waardoor zijn kleurvlakken een bijzondere intensiteit krijgen.

Karakteristiek zijn de wolkige randen van de kleurvlakken. Die randen zijn niet afzonderlijk geschilderd, maar zijn ontstáán: meestal is een dekkender kleurvlak over een heldere onderlaag geschilderd. De randen van de kleurvlakken lijken hierdoor te stralen. Staand voor zijn grote doeken gaat je oog naar de duistere spiegels van zijn kleurvlakken. Vanuit je ooghoeken neem je de vibrerende, wolkige randen waar. Die randen doen een groter licht vermoeden, een licht dat straalt achter het duister: suspens van het goddelijke.

Die stralende randen zónder zichtbare lichtbron vormen volgens mij de link met Rembrandt. Immers, Rembrandt is de meester van het stralende licht: in veel van zijn schilderijen is de lichtbron zelf geblokt, en neem je het naar buiten stralende, oud-testamentische licht indirect waar. Net als bij Rothko.

Mark Rothko, Untitled (1953)

Mark Rothko, Untitled (1953)

Laconiek uit overtuiging

Met Herman was in het Gemeentemuseum van Den Haag. Aangelokt door een juichende Volkskrant-recensie wilde ik naar de tentoonstelling ‘Graag of niet’ van Emo Verkerk.

Emo Verkerk (1955) blijkt een vat vol tegenstrijdigheden. Hij is een schilder die niet wil behagen. Hij slooft zich bewust niet uit, integendeel, hij doet zijn best om zich niet uit te sloven en dat wenst hij ook te demonstreren. Dat zie je aan zijn krakkemikkig geschilderde koppen: bewust knullig, lelijk en onhandig. Alleen zijn kleurgebruik is mooi, en dat is — voor iemand die zo bewust laconiek wil schilderen — eigenlijk jammer, zo merkte Herman op.

Zijn onderwerpen maken het er ook niet eenvoudiger op. In een radio-interview zegt Verkerk niet te houden van schilders die ‘vet’ schilderen. Daarmee bedoelt hij schilders die hun schilderijen volstoppen met boodschappen. Emo Verkerk probeert ‘dun’ te schilderen, dat wil zeggen, pretentieloze schilderijen te maken, zonder al te veel lading. Alleen, waarom dan al die intellectuelen geportretteerd: Spinoza, Slauerhoff, Edgar Allan Poe, Samuel Beckett, Venedikt Jerofejev, Joseph Roth, Gerard Reve. Zo’n imponerende collectie schrijvers, is dat — voor iemand die zo ‘dun’ wil schilderen — eigenlijk ook niet jammer?

Emo Verkerk, J.J. Slauerhoff

Emo Verkerk, J.J. Slauerhoff

Schilderen, niet tekenen

Op de inloopavonden van Frits de Nooijer in Egmond aan Zee zijn steeds twee modellen aanwezig: een naaktmodel én een portretmodel. Deze avond heb ik me na de pauze aan het portret gewaagd. Mijn inspiratie kwam van dit filmpje van de Amerikaanse Lisa Daria. Zij is een echte schilder: alles bij haar is kleur en vorm, nergens een lijn te bekennen. Dat heb ik dus ook geprobeerd: te werken vanuit de vorm en de kleur, en niet vanuit de tekening. Met onderstaand portretje ben ik redelijk tevreden — het is in ieder geval lekker los geschilderd.

Renate (24 x 30 cm)

Renate (24 x 30 cm)