Visuele poëzie

Met zijn zintuigen neemt homo sapiens allerlei signalen weer: beelden, geluiden, smaken, geuren. Dit alles dient een biologische functie: medemensen herkennen, voedsel vinden, vijanden signaleren. Van elk van deze verschijningsvormen heeft de mens zelf een kunstmatige variant geschapen: parfum is kunstmatige geur, kookkunst is opgevoerde smaak, muziek is geconstrueerd geluid. En schilderen is visuele poëzie, en voor mij is Matisse de hogepriester hiervan.

Met Fernanda was ik het Stedelijk Museum voor de “De oase van Matisse”. Beneden hingen zijn schilderijen, boven hingen de knipsels. Wat hing er: een prachtig straatgezicht van Arceuil, het beroemde portret van André Derain dat veel kleiner is dan gedacht. De baai van Saint Tropez, ook kleiner dan gedacht. Het beroemde blauwe gezicht op de Notre Dame, een paar stillevens en interieurs, enkele odalisques, veel tekeningen. En, uiteraard, de knipsels.

Wat mij ontroert aan Matisse, is dat hij raakt aan de geheimen van het visuele. Het beeld is bij hem losgeraakt van de betekenis, is puur kleur, lijn, decoratie, vorm, compositie. Zijn beelden lijken oergeheimen uit het oerwoud — een zondags, zonnig oerwoud. Bij Matisse gaat het om het zinnelijk genot van kleur, het zinnelijke genot van vorm, van decoratie, de schoonheid van een vrouw. Matisse is de hogepriester van het zinnelijke. Niet primitief, maar beschaafd en beschavend. Visuele poëzie, lyrische schoonheid. Schoonheid, schoonheid heeft bij Matisse haar gezicht niet verbrand.

Henri Matisse (1945)

Henri Matisse (1945)

Tekengroep Egmond exposeert

Eind mei neem ik deel aan een groepsexpositie in Egmond aan den Hoef. In Galerie Overslot exposeren leden van de Tekengroep Egmond hun teken- en schilderwerk. De expositie loopt van zaterdag 23 mei tot en met zondag 21 juni 2015. Openingstijden: zaterdag en zondag van 14:00 uur tot 18:00 uur. Adres: Museumhoeve Overslot, Slotweg 42, Egmond aan den Hoef (tegenover de slotruïne). Entree: gratis.

Op zaterdag 23 mei 2015 wordt de tentoonstelling geopend door kunstenaar Rem de Boer. Tijd: 16:00 uur. De opening wordt feestelijk omlijst door Zweedse volksmuziek, verzorgd door een gezelschap onder leiding van Ton van de Heuvel. U bent van harte welkom.

Wegens familieverplichtingen ben ik helaas niet bij de opening aanwezig. Wel ben ik er zatermiddag 13 juni, tijdens de Hoever kunstmarkt. Daar zal de Tekengroep Egmond actief acte de présence geven.

Next pose, please

Mijn auto stond bij de garage voor de APK. Voor deze modeltekenavond ging ik daarom met de fiets: door de Maalwater-polder van Heiloo naar Egmond aan den Hoef. Mijn olieverfspullen kon ik op de fiets niet meenemen, in plaats daarvan had ik mijn tekenspullen gepakt. Heleen kwam met het plan om te starten met korte standen van twee minuten. Dat is een goede manier om “erin te komen” en eigenlijk ook best gebruikelijk. Vroeger tekende ik bij Atelier Sanne in Amsterdam (nu: Ateliers Westerdok) en daar deden ze dat bijvoorbeeld ook. Zolang ik nu al meedraai (drie jaar) doen we in het Karmel-klooster “braaf” standen van tien of vijftien minuten. Tot vanavond dus, want iedereen was accoord met het “onorthodoxe” voorstel van Heleen. Mijn 2-minutentekeningen gingen verrassend goed, zie onder. Eigenlijk had ik meer moeite met de langere standen, daarvoor ontbeerde ik een duidelijk plan. Het fietsen houd ik er graag in, dus blijf ik tot aan het zomerreces tekenen.

model Eva (50 x 65 cm)

model Eva (50 x 65 cm)

Black is beautiful

Met mijn vader was ik in het Stedelijk Museum Alkmaar. We betaalden drie euro toeslag voor een Kruseman-tentoonstelling die van beduidend mindere kwaliteit was dan de Boendermaker-expositie waar we voor kwamen. Piet Boendermaker was een Bergense maecenas die ruimhartig eigentijdse kunstenaars sponsorde: Leo Gestel (sic), Dirk Filarski, Arnout Colnot, Piet Wiegman, Matthieu Wiegman, Else Berg, Mommie Schwarz, Wim Schuhmacher, Adriaan Lubbers, Gerrit van Blaaderen, Frans Huysmans en Charley Toorop.

Absoluut topstuk van deze mooie, goed ingerichte tentoonstelling is onderstaand schilderij van Jan Sluijters (1881-1957). Tonia Stieltjes (1881-1932) was een favoriet model van Jan Sluijters. Ze was een flamboyante vrouw (let op de ring) die openstond voor vernieuwingen. Piet Mondriaan was goed met haar bevriend toen zij in de jaren twintig met haar echtgenoot ingenieur Wim Stieltjes in Parijs woonde. Tonia’s voorkomen en lichtbruine huidskleur waren voor Sluijters een grote inspiratiebron. Ze was misschien geen universele schoonheid, maar ze had iets waarop Sluijters niet uitgekeken raakte.

Zelf vertelde Sluijters in 1937 wat hij in vrouwelijke modellen zocht: ‘De mooiste vrouwen zijn niet onze liefste modellen. Wat men noemt een grote schoonheid, wat op het eerste gezicht ook vaak heel aangenaam is om naar te kijken, dat wordt, als wij het willen schilderen, dikwijls saai en vervelend’. (Bron: Esther Schreuder)

Jan Sluijters, portret Tonia Stieltjes (1919)

Jan Sluijters, portret Tonia Stieltjes (1919)

Mindset

Myn heit was twee dagen op bezoek. Het plan was te gaan schilderen in de bollenvelden, maar het was nog te koud. Zoveel was er trouwens nog niet te zien: de hyacinthen bloeiden, maar de meeste tulpen nog niet. Dus hebben we alleen wat getekend en foto’s gemaakt. Thuis zijn we op basis van één van die foto’s gaan schilderen, hetgeen op een natuurlijke manier uitgroeide tot een schilderlesje. De eerste poging van mijn vader werd veel te vlak en ongeïnspireerd, doordat hij alleen maar naar de foto op zijn nieuwe iPad keek, en niet naar zijn schilderijtje. Daarna demonstreerde ik wat er schilderkunstig allemaal in de bewuste foto te beleven viel: met één kwaststreek schilder je honderduidend bloemen ineen, dus die moet je niet één voor één proberen te schilderen. Maar met verf kun je wel verschil maken, sterker nog, dat móet. Daarna deed mijn vader een nieuwe poging, met onderstaand schilderijtje als resultaat. Het is in één keer gemaakt, met de iPad dicht en vanuit een geheel andere mindset. Ik heb hem uitgebreid gecomplimenteerd, want hier heeft hij zichzelf overtroffen. En mij ook!

Ype Zaal, Bollenvelden bij Wimmenum (18 x 18 cm)

Ype Zaal, Bollenvelden bij Wimmenum (18 x 18 cm)

Rusteloze woelgeest

‘Elk nadeel hep zijn voordeel’ is een van de gevleugelde uitspraken van de grote roerzanger Johan Cruyff. Van deze blog is het nádeel dat ik soms stukjes moet schrijven over mij onbekende kunstenaars en dan achtergrondinformatie moet opzoeken. Het vóórdeel is dat ik er zelf ook iets van opsteek. Zo ook in dit geval.

Met mijn vader was ik bij de tentoonstelling “Lucebert, Thuis in Bergen”. Lucebert (pseudoniem voor Lubertus Swaanswijk) was mij eigenlijk bar slecht bekend: ik ken één dichtregel (“Alles van waarde is weerloos”), ik weet van zijn geuzentitel (“Keizer der Vijftigers”), van de scene in het Stedelijk Museum (weggestuurd door de suppoosten bij een prijsuitreiking ter ere van hemzelf). Dat hij in Bergen woonde. En dat hij tekende en schilderde.

Lucebert (1924-1994) was een dubbeltalent. Hij begon als beeldend kunstenaar, maar brak in 1949 door met zijn gedichten. Tien jaar later kreeg hij zijn eerste eenmanstentoonstelling, waarna het tekenen en schilderen de overhand kreeg. Na een dichtstilte van vijftien jaar pakte hij in 1980 het schrijven weer op. Luceberts gedichten zijn even heftig als zijn tekeningen en schilderijen: fantasievol, vervreemdend, intens, lijflijk, oproerig, monsterlijk, gewelddadig.

Het vreemde is dat dit verontrustende werk gemaakt is door een man die op foto’s zo beminnelijk toont. In het echt schijnt hij ook zo te zijn geweest: een vriendelijke, open man, vader van een lief en knap gezin, sociaal. Dus vraag je je af wat er in die man omging. Kenmerkend voor Lucebert was zijn constante werklust: overal en altijd zat hij te tekenen en schrijven. Zijn belangrijkste ambitie was wérken, doorwerken. Acht uur per dag was wel het minste. Om het werk zelf schijnt hij zich nooit zo bekommerd te hebben: overal liet hij papiertjes, briefjes en enveloppen slingeren met krabbels en probeersels.

In Museum Kranenburgh was zowel aandacht voor de sprankelende taal van Lucebert (“Er is een grote norse neger in mij neergedaald”) als voor zijn beeldende werk. Wat ik met zijn beeldende werk moet, weet ik bij nader inzien nog steeds niet – mijn achtergrondstudie heeft nog geen ingang opgeleverd die voor mijn gevoel hout snijdt. Onderstaande tekening vond ik het meest aangrijpend. Maar het meest geïnspireerd raakte ik toch door de taal van deze woelgeestige bard, met als gevolg dat ik via boekwinkeltjes.nl een paar van zijn dichtbundels besteld heb.

Lucebert, Il n'est pas que vous ne sachiez (1960)

Lucebert, Il n'est pas que vous ne sachiez (1960)

Bleek

De laatste tijd ben ik met modelschilderen vooral bezig met mezelf te herhalen, althans, zo voelt het. Om verandering te forceren, had ik bedacht mijn kleurenpalet te beperken. Dat palet bestaat uit Napels geel, gele oker, alizarinerood, Turks blauw en ongebrande omber. Deze maandagavond heb ik voor de verandering de oker weggelaten. Gele oker is een zwaar dekkend pigment en daardoor erg aanwezig. Onderstaand resultaat is het meest toonbare van deze modelschilderavond. Als gevolg van het beperkte palet ben ik meer vanuit toonwaarden gaan schilderen. Alleen heeft het schilderijtje wel een erg bleke tint. Dat komt door het Napels geel — een lichtgeel, bleek pigment dat net als gele oker erg dekkend is. Misschien dat de volgende keer ook weglaten?

model Sylvia, 24 x 30 cm

model Sylvia, 24 x 30 cm

Rembrandts duim

Deze maandagochtend was ik in het Rijksmuseum voor de blockbuster van het jaar, de Late Rembrandt. Om tien uur ’s ochtends was het flink druk, om elf uur kon je al bijna over de hoofden lopen. De expositie is lijvig en omvangrijk. Wegens tijdsdruk heb ik  flink wat moeten schrappen: alle etsen genegeerd en veel schilderijen die ik kende overgeslagen.

Na afloop liep ik door de eregalerij om de vergelijking met de vroege Rembrandt te kunnen maken. Die vroegere schilderijen zijn éven geniaal als de late, maar een stuk preciezer en gladder geschilderd. De late Rembrandts blinken uit in vaagheid: het verfoppervlak is roestig en weerbarstig, soms zijn in een heel schilderij slechts een paar herkenbare details waar te nemen. Voor mij bestaat het meesterschap van de late Rembrandt uit zijn minimalisme: hij schildert niet béter, maar mínder.

Een prachtig voorbeeld van Rembrandts minimalisme is het portret van Jan Six. De tressen van de rode mantel zijn geschilderd met trefzekere, bijna nochalante kwaststreken: de dunne verf — ongebrande sienna? — zeer effectief naar de randen weggedrukt. De knopen ernaast zouden duimafdrukken zijn: de duim van Rembrandt in verf afgedrukt. Ik heb goed naar die knopen gekeken, maar ik was niet overtuigd. De knopen leken mij meer op kwast- dan op duimafdrukken. Maar eenmaal thuis twijfel ik weer, dus moet ik nóg een keer.

Rembrandt van RIjn, Jan Six (1654)

Rembrandt van RIjn, Jan Six (1654)

Contessa

Voor nieuwe tangoschoenen was ik naar Den Haag afgereisd. Alvorens te gaan shoppen, piepte ik even het Mauritshuis in voor de expositie van de Frick Collection, waarvan een kleine selectie overgevlogen was vanuit de New Yorkse basis.

Blikvanger van deze tentoonstelling is het portret van Louise de Broglie, comtesse d’Haussonville, van de hand van de Franse schilder Jean August Dominique Ingres. Neoclassisist. Ik moest het opzoeken, maar neoclassisisme is de laat-18e-, vroeg-19e-eeuwse stroming waarin opnieuw de vermeende puurheid van de Griekse en Romeinse klassieken werd nagestreefd.

Neoclassiek aan dit schilderij (en erg Ingres) is de voorname houding van de gravin, de geïdealiseerde vormen (de beroemde onmogelijke rechterarm), de luxueuze kreukels van de glinsterend blauwe japon en het Rafaëliaanse gezichtje. Door latere generaties werd Ingres bewonderd om zijn klare lijn, zijn anatomische vervormingen en zijn monochrome kleurvlakken. En niet door de minsten: ondere andere door Picasso, Matisse en Hergé.

Naar eigen zeggen was Ingres 7/8 tekenaar en 1/8 schilder. Zijn potloodtekeningen zijn ijzersterk: tegelijkertijd realistisch en sterk gestileerd. Zijn schildertechniek is nogal afgemeten: erg precies, met scherp omlijnde, vlak geschilderde kleurvlakken, penseelstreken onzichtbaar — bijna meer een graficus dan een schilder, zeker in het detail. Desondanks komen zijn schilderijen érg sterk over, en dat vind ik eigenlijk het meest wonderbaarlijke van alles.

Dominique Ingres, Louise de Broglie,  gravin van Haussonville (ca. 1845)

Dominique Ingres, Louise de Broglie, gravin van Haussonville (ca. 1845)