Onnavolgbaar

In de documentaire Secret Knowledge doet de Brits-Amerikaanse kunstenaar David Hockney verslag van zijn onderzoek naar het gebruik van de camera lucida in de beeldende kunst. In de film bouwt Hockney met behulp van een donkere kamer en een lens een werkende camera lucida. Twee middeleeuwse harlekijns bewegen voor de camera en worden – dansend en wel – geprojecteerd op Hockneys tekenbord.

Vanavond tekenen we een breiend model. Mijn NeoLucida projecteert het portret op het tekenvel. Breiende handen flitsen heen en weer, bewegen veel te snel om te tekenen. Onnavolgbaar. Nog vreemder is als het model gaapt. Dan lijkt het alsof de tekening gaapt. Een vreemde gewaarwording, zoals in de boeken van Harry Potter. Waarom kan dat eigenlijk niet, bewegende beelden tekenen?

Lisa breiend (12 x 14 cm)

Lisa breiend (12 x 14 cm)

Valsspelen

Als experiment teken ik met een optisch hulpmiddel, de NeoLucida. Is dat erg? Zelf vind ik van niet.  Maar vanuit mijn omgeving krijg ik nogal wat commentaar. Bijvoorbeeld “dat het eigenlijk valsspelen is”. Complimenteuzer: “dat ik zoiets niet nodig heb.” En een stukje serieuzer: “dat ik daarmee mijn losheid verlies.” Het grappige is dat ik het zelf heel anders ervaar. Dit instrument is voor mij een leuk stukje speelgoed. Inderdaad kan ik prima zónder, maar mét ervaar ik for the time being als een verrijking. En tijdelijk mijn losheid loslaten, is dat ook niet een vorm van losheid?

Sonja (12 x 14 cm)

Sonja (12 x 14 cm)

Overtrekken

Twee weken geleden heb ik via internet een moderne versie van de camera lucida besteld: de zogeheten NeoLucida – een optisch hulpmiddel waarmee je live een onderwerp op je tekenvel projecteert, zodat je alleen nog maar hoeft over te trekken: zie deze korte video en en deze langere. Vorige week werd in mijn brievenbus een pakje uit China gedropt met daarin het bewuste apparaat.

Vanavond deze contraptie uitgeprobeerd. Spannend. Het apparaat vastgeschroefd aan tekenbord en gericht op het portret. In eerste instantie zag ik niets. Gebruiksaanwijzing erbij. Omdat ik linkshandig ben, bleek dat het prisma losgeschroefd moest worden en andersom gemonteerd. Toen lukte het om ‘beeld te krijgen’. Van boven kijk je recht naar beneden door een prisma en dan zie je het portret afgebeeld op het tekenvel, als een foto. Als het goed is, zie je ook je pen of potlood en kun je gaan overtrekken. Dat laatste blijkt nog niet eens zo eenvoudig: je raakt makkelijk het beeld kwijt, en nog makkelijker het zicht op je pen.

Maar het werkte. Helaas is het beeld nogal klein. Als ik op twee meter van portret ging zitten (wat in een groep best dichtbij is), kreeg ik een gezichtje van zeg 4 cm hoog. Het vereist nogal wat concentratie om een fatsoenlijke tekening te fabriceren: apparaat stilhouden, turen tot je er scheel van wordt, je tekenhand terugvinden. Maar als het lukt, gaat het snel. Negen kleine tekeningetjes heb ik gewrocht, met diverse technieken. Door de vaart erin te houden, hoopte ik de losheid te behouden. Want het moet natuurlijk geen foto worden.

Céline (12 x 14 cm)

Céline (12 x 14 cm)

Spijkerbroekblauw

Voor zilverstift moet je zelf ondergronden prepareren. Het is dan een kleine moeite de grondering een kleurtje te geven. In dit geval heb ik de grondlaag van witte gouache getint met indigo (aquarelverf). Tot mijn verbazing kleurde dit helder blauw. Ik had een grijzer resultaat verwacht, grauwer. Achteraf gezien klopt dat fris-blauwe wel — indigo is immers de kleurstof voor spijkerbroeken.

Het idee van een gekleurde ondergrond is dat deze kan dienen als middentoon. De tekenpen is dan voor de schaduwen, de lichten breng je aan met witte gouache. Aan deze klassieke techniek heb ik mij vanavond gewaagd. Best moeilijk, zo bleek. Het aanbrengen van de hoogsels moet spaarzaam gebeuren — met teveel wit wordt het snel soeperig. Onderstaande tekening is de meest geslaagde poging van de avond.

Trix (zilverstift met witte hoogsels op gekleurde grond, 18 x 18 cm)

Trix (zilverstift met witte hoogsels op gekleurde grond, 18 x 18 cm)

Met zonder stift

Vanavond was ik mijn zilverstift vergeten. De ondergrondjes die ik meegenomen had waren daardoor nutteloos geworden. Om toch iets te kunnen produceren, heb ik links en rechts materiaal geleend: papier van Frits, harde potloden van John en zachte van Louise (dank, dank). Het gevolg was dat ik in plaats van klein opeens groot zat te werken: dat was verrassend, spannend en uitdagend tegelijk. Hard en zacht potlood samen in één tekening geeft een interessant contrast. Hard potlood lijkt op zilverstift. Daarmee vergeleken lijkt een zacht grafietpotlood op boter, bijna verf. Het proces verliep zoals vorige week: de eerste helft begon voorspoedig, daarna werd het minder en in de tweede helft was de inspiratie echt op. Toch ging ik nog met een redelijk geslaagde tekening naar huis.

Annemieke (42 x 60 cm)

Annemieke (42 x 60 cm)