De laatste tijd ben ik met houtskool bezig. Het oorspronkelijke plan was om geabstraheerd-gestileerde tekeningen te maken op basis van een uitgeveegde schets – à la Matisse, zeg maar. Van dat doel ben ik steeds verder afgedwaald. Mijn houtskooltekeningen zijn in de loop van de tijd in plaats van gestileerder steeds monumentaler geworden. Die van vanavond ook, zie deze link. Na de tekenpauze had ik een stand waar ik helemaal niet uitkwam. Van pure frustratie ben ik toen maar op ander materiaal overgegaan: woodies. Of dat monumentale mij onbewust op de zenuwen is gaan werken? Misschien. Het resultaat is in ieder geval een losse, open tekening, waar de uitdrukking van het portretmodel goed in te herkennen is. Niet echt gestileerd, maar in ieder geval prettig on-monumentaal.
Maand: januari 2017
Psychisch
Van niet-tekenaars krijg ik vaak de reactie dat het ‘lekker’ of ‘fijn’ moet zijn, om te kunnen tekenen. Zo ‘te kunnen ontspannen’. Mede-tekenaars weten wel beter: scheppen gaat van au. Het bevredigende van tekenen en schilderen is dat je iets máákt, iets dat er daarvoor nog niet was. Iets dat – als het goed is – jezelf verrast. Maar het proces naar een bevredigend eindresultaat kan een ingewikkeld pad zijn, vol dwaalwegen. Regelmatig raak ik de weg kwijt: in mijn hoofd ontstaat dan een soort verwringing – ik kan dan niet meer objectief beoordelen wat goed is en niet goed. Zo ook vanavond: mijn vier tekeningen van deze avond bekijkende, houden alleen de laatste twee stand. De eerste twee vind ik nu stijf, bedacht, niet overtuigend, stom en afgekeurd. Toen ik ze maakte, dacht ik echt ik goed bezig was en was ik heel eventjes blij met het resultaat. Hoe komt dat? Autosuggestie? Best eng, want wie zegt wanneer zoiets uitgewerkt is?