Uitdrukkingskracht

Het portretmodel van vanavond zat trots met opgeheven hoofd. Op de perspectivische verkorting die dat oplevert heb ik me eerst flink verkeken, maar het lukte me dit te corrigeren. Onderstaande tekening is mijn eerste en beste. Er is amper in gepoetst of gepeuterd en dat draagt sterk bij aan de uitdrukkingskracht (zo bleek uit de vergelijking met mijn andere tekeningen).

Jurriaan, 50 x 65 cm

Jurriaan, 50 x 65 cm

Sleutel

Paul Hugo ten Hoopen had ik al eerder gezien in Galerie de Kapberg in Egmond. Nu hing hij op de Kunst10daagse van Bergen en dat was voor mij aanleiding om te gaan kijken. De schilder was er zelf ook, 91 jaar oud en alive and kicking met wandelstok. Zelf woont hij in Amsterdam, maar voor de gelegenheid had hij een huis ‘geleend’ om in te exposeren. Ik heb even met hem kunnen praten, onder andere over zijn deelname aan die Schule des Sehens (nu ‘Sommerakademie‘) van Oskar Kokoschka in Salzburg (waar ik toevalligerwijs ook geweest ben, maar dan zonder Kokoschka, die was toen al lang en breed overleden). Ten Hoopen, oud-hoogleraar aan de Amsterdamse Rijksacademie, schildert nog steeds. Zijn schilderijen blinken uit in vorm, kleur en compositie, en door het sterke gebruik van diepzwart en wit. Het onderstaande schilderij, zo vertelde Ten Hoopen, is geïnspireerd op de tegelpatronen die hij zag in het Spaanse Granada. De rest, inclusief de sleutel, heeft hij erbij verzonnen. Zo werkt dat dus: schilderijen verzin je.

Paul Hugo ten Hoopen, Het Turkse bad (1990)

Paul Hugo ten Hoopen, Het Turkse bad (1990)

Inkten

Onvervaard ga ik deze tekenavond verder met mijn grafisch-portretproject. Van tevoren had ik een aantal Youtube-videos bekeken over het inkten van comics (striptekeningen). De inhoud van die filmpjes is meer technisch dan schilderkunstig, maar toch leer ik er iets van, namelijk dúrven erin te gaan met kwast en inkt. Onderstaande tekening is niet mijn beste qua gelijkenis (déze vind ik beter lijken), maar ik ben tevreden over de behandeling van de inkt, met name in het haar. De kunst is om volume te creëren, en dat gaat niet alleen over licht en donker, maar over de afwisseling van licht en donker. En de vorm. Met name de lok rechtsbovenop is goed gelukt. Dat komt, denk ik, door de zwarte inktvlek tussen de twee lichte stukkken: de randen van die grote vlek zijn, waarschijnlijk per ongeluk, precies goed van vorm. Op andere plaatsen is mijn behandeling van licht en donker nog steeds te ruig, daar kan ik beter nadenken over de precieze vorm van de randen.

Fernanda, 50 x 65 cm

Fernanda, 50 x 65 cm

Sfumato

Teylers Museum in Haarlem exposeert op dit moment portrettekeningen van Leonardo da Vinci. Alle kranten schreven erover. Wel een hoop poespas: kaartjes kunnen alleen online besteld worden, toegang is er slechts op gereserveerde tijdslots en buiten op straat huist een protserige hotellobby-overkapping met gastvrouwen en -heren in kekke pakjes. Wat er binnen te zien was viel een beetje tegen: een paar portrettekeningen en studies, een aantal groteske koppen, formaat postzegel. Maar drúk was het, want de naam van Leonardo da Vinci staat garant voor een grote opkomst. De schilderijen van Leonardo zijn beroemd vanwege zijn sfumato-techniek: de zachte overgangen. Die zachte overgangen heeft hij ook in zijn tekeningen, zie bijvoorbeeld onderstaande krijttekening. Het toonverloop is babyzacht, subtiel en rijk, ondanks dat het portret is opgebouwd uit hele fijne krijtlijntjes (zie schouder en nek voor de opzet). De richting van de streken (Leonardo was links) laat zien dat er bijna niet in is gepoetst. Dat toont de hand van de meester. Maar als het niet van Leonardo da Vinci was geweest, was niemand gaan kijken, vrees ik.

Leonardo da Vinci, Studie van hoofd van een soldaat voor de Slag bij Anghiari, 1504-05

Leonardo da Vinci, Studie van hoofd van een soldaat voor de Slag bij Anghiari, 1504-05

Vetgrafisch

Voor mijn werk moest ik in Utrecht zijn. Ik plakte er een bezoekje aan het Centraal Museum aan vast. Reden: de tentoonstelling De line up, over de tekencollectie van 1950 tot nu. Het Centraal Museum Utrecht had ik nog nooit bezocht: een doolhof, dat was de indruk die ik kreeg. De tekententoonstelling was nonchalant/rommelig van opzet. Er hingen een aantal (voor mij) grote namen, onder andere Dick Bruna, Constant, Jan Schoonhoven, René Daniels, Marlene Dumas en (hoog aan de muur) Rosemin Hendriks. De meeste inspiratie kreeg ik evenwel van de mij onbekende Willehad Eilers en Erkka Nissinen, die samen bij elkaar hingen in een kleine entresol. De eerste tekent, de tweede filmt, maar beiden doen dat in vet-grafische stijl: puur zwart en wit. Willehad Eilers, alias Wayne Horse is begonnen als graffity artist, en dat toont in zijn stripachtige American Comics-stijl. Zijn tekeningen gaan over het moderne decadente leven. Er wordt veel gesuggeerd, alleen op detailniveau dondert alles uit elkaar, ook de gezichten. Maar ik zou willen dat ik zo kon tekenen. Neem bijvoorbeeld alleen al de balonnen: prachtig gedaan.

Wayne Horse (Willehad Eilers), Alles wird gut 06, 2017

Wayne Horse (Willehad Eilers), Alles wird gut 06, 2017

 

Aardappelzetmeel

In het korte verhaal Del rigor en la sciencia (‘Over de strengheid in de wetenschap’) schetst Jorge Luis Borges een uit de hand gelopen documentatieproject. De cartografen van een zeker wereldrijk raken steeds bedrevener in het maken van zeer nauwkeurige landkaarten, met als summum een kaart die volledig samenvalt met het rijk; schaal één op één. De kaart wordt al snel onbruikbaar verklaard en vergeten. Absurd natuurlijk, maar dit soort encyclopedische projecten hebben voor mij iets vertederends vanwege het ingebakken falen. In 1909, vijf jaar voor het begin van de Eerste Wereldoorlog maakte de welgestelde Franse bankier Albert Kahn kennis met een nieuwe techniek voor kleurenfoto’s: de zogenaamde autochromes (een techniek van de gebroeders Lumière op basis van aardappelzetmeel). Hij vatte het plan op om met deze techniek de gehele wereld vast te leggen en stuurde een legertje van fotografen op pad. Les Archives de la Planète, zo heette het project. De autochromes afkomstig uit het museum Musée Albert-Kahn in Parijs worden deze maanden geëxposeerd in het Amsterdamse Allard Pierson Museum. De foto’s zijn vaak stijve kiekjes (mede vanwege de lange belichtingstijd), maar de kleuren zijn mooi, zacht en zoet, soms een beetje vervreemdend, alsof ze ingekleurd zijn, maar dat zijn ze dus niet. Confronterend zijn de foto’s van de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. En ook wrang, want het hogere doel van Kahn’s fotoproject was het bevorderen van de wereldvrede (door culturen samen te brengen). En toen brak de oorlog uit.

Fernand Cuville, Senegalese tirailleurs, Ham, Somme, Frankrijk, oktober 1917 (autochrome)

Fernand Cuville, Senegalese tirailleurs, Ham, Somme, Frankrijk, oktober 1917 (autochrome)

Marmeren

De Koninklijke Prijzen voor de Schilderkunst zijn op 5 oktober toegekend. Prijswinnaars en genomineerden hangen zoals gebruikelijk in het Paleis op de Dam. Het is altijd een leuk en goed georganiseerd evenement (dit jaar een erg mooi boekje) en ik was in de gelegenheid om te gaan kijken. De officiële winnaars hadden niet mijn voorkeur. Wie dan wel? Mijn favorieten waren twee materiaalschilders: Ricardo van Eyk die multiplex panelen dichtplamuurt met wit en grijs en de afgebeelde Inez de Brauw die waterverft op dik in de gips gezette panelen. Haar composities lijken uit de Avenue of de VT Wonen geknipt, maar doen ook denken aan de interieurs van René Daniels of de collages van David Hockney. Er is bijna niet in geschilderd: de zware structuren komen van het gips, de zwart-wit patronen lijken gemarmerd (zo te zien met Suminagashi, een Japanse papiermarmertechniek). Schilderen is uit, blijkbaar?

Inez de Brauw, Migration of order (waterverf, inkt en acryl op gips op panelen, 200 x 250 cm)

Inez de Brauw, Migration of order (waterverf, inkt en acryl op gips op panelen, 200 x 250 cm)

Bijsmokkelen

Vanavond lukte mij wat twee tekenavonden hiervoor nog niet lukte: te gaan werken in puur zwart en wit, grafisch. Het begin was steeds een potloodtekening. Met een precieze lijn gaf ik in de tekening de grens aan tussen licht en schaduw. Daarna was het een kwestie van de schaduw invullen met een donkere toon. Met drie soorten zwart heb ik geëxperimenteerd: verwasbare grafietstift, Woodies en Oost-Indische inkt. De eerste twee gaven storende, niet-egale kleurvlakken, dus was de inkt mijn favoriet. Nu is het een kwestie van doorgaan met dit experiment. De hamvraag is of ik het pure zwart en wit kan opzoeken: een extra grijstoon is er zo bij gesmokkeld (streng zijn is niet eenvoudig). Toch ben ik blij met het onderstaande resultaat, want behalve dat het een aardig portret is geworden, is nagedacht over de vorm en plaatsing van de toonvlakken.

Margret, 50 x 65 cm

Margret, 50 x 65 cm