Eigenwijs

Maandagavond is mijn wekelijkse tekenavond in de kapel van het Egmondse Karmelklooster. Pogend om met één toonwaarde een portret te fabriceren, tekende ik met zwaar verdunde Oostindische inkt. Onderstaande tekening, de laatste van vanavond, vind ik de meest ‘frisse’, de meest spontane. De schaduwen van de bril (ik tel er drie) geven het portret een eigenwijs accent, en de vertekening van het linker brilleglas is amusant. Alleen heb ik om zwaardere tonen te krijgen hier en daar meerdere lagen van dezelfde inkt opgebracht. Eens te meer blijkt het werken met één toonwaarde wel een heel zware beperking – in ieder geval voor mijzelf.

Hilly, 50 x 65 cm

Hilly, 50 x 65 cm

Jopie

Prachtig jongensportretje van de Amerikaanse schilder Robert Henri, nu te zien in het Haarlemse Frans Hals Museum. De tentoonstellingcatalogus van ‘Frans Hals en de Modernen’ schrijft: Robert Henri was medeoprichter van de Ashcan (=Prullenbak) School, een groep schilders die zich afzette tegen de academische regels en zich richtte op het schilderen van de ‘vulgariteit van het grauwe leven van alledag’. Frans Hals was voor hem een groot voorbeeld. In 1910 bezocht Henri Haarlem en maakte dit portret van het Haarlemse jongetje Jopie van Sloten. Jopie woonde in de Zuiderschoolsteeg, in het centrum van Haarlem. Henri beschreef hem als ‘een geweldig karakter om te schilderen’, en hij vond dit portret een van zijn ‘meest succesvolle pogingen de jongen te portretteren precies zoals hij was’. Als je Robert Henri opzoekt in Google-afbeeldingen, dan zie je veel meer kinderportretjes. In een aantal daarvan gaat Henri voor de big smile, voor de spontane, gulle lach die Frans Hals zo mooi kon schilderen. Ik vind dat niet altijd even goed gelukt, maar het hieronder afgebeelde portret is oprecht geslaagd.

Robert Henri, Lachende jongen (Jopie van Sloten), 1910

Robert Henri, Lachende jongen (Jopie van Sloten), 1910

Schilderfeest

De tentoonstelling Frans Hals en de Modernen was net een paar weken open, en ik was in de gelegenheid om te gaan kijken. Wat een feest. Een prachtige tentoonstelling, mooi ingericht en goed verzorgd. Frans Hals zag ik met nieuwe ogen, en er hingen interessante schilderijen van laat 19e/begin 20e-eeuwse schilders/bewonderaars. Met zijn levendige gezichten maakte Frans Hals op mij de meeste indruk. Dat is te zacht uitgedrukt: toen ik onderstaand schilderij zag, was ik even in de war – ik wist niet goed waar ik naar keek. Een foto? Een modern schilderij? Nee, het was een Hals uit 1633. Ik was perplex. Door de spontane uitdrukking lijkt het kopje van de vissersjongen te leven, heel anders dan de vaak steriele portretten uit dezelfde tijd. Hals presteert dat aan de lopende band, bijvoorbeeld in zijn beroemde Lachende jongen (ca.1625, ook in het Frans Hals Museum), in meerdere koppen uit zijn schutterstukken, bijvoorbeeld De schutters van de Sint-Jorisdoelen (1627, Frans Hals Museum) of De Magere Compagnie (1633/37, Rijksmuseum). De vergelijking met Los Borrachos (1628/29) van Diego Velasquez dringt zich op – de middelste man uit dat schilderij lijkt ook zo van de straat geplukt. De nog levende Britse schilder David Hockney heeft gesuggereerd dat zowel Velasquez als Hals hiervoor een optisch hulpmiddel gebruikten, een zogenaamde Camera Lucida. Een interessante hypothese, alleen ontbreken harde bewijzen. Hoe dan ook, ook mét zo’n hulpmiddel moet je kunnen schilderen. Kijkend naar het schilderij van de vissersjongen valt er veel te ontdekken. Bijvoorbeeld de correctie bij de rechterschouder, de nonchalante highlights op de kleding van de jongen (typisch Frans Hals, die flitsende streken), de draagmand die bijna lijkt te bewegen, de verstopte handen (draagt de jongen handschoenen tegen de kou?). Als je nog beter kijkt, wordt je verbazing alleen maar groter: ook het gezicht is opgebouwd uit nonchalante, losse streken. Alleen staan alle streken op precies de goede plek!

Frans Hals, Vissersjongen, 1632/33

Frans Hals, Vissersjongen, 1632/33