Zarah is een regelmatig terugkerend portretmodel, een leuke jongedame uit de omgeving. Kenmerkend aan haar gezicht zijn de grote ogen en de rustige, zachtmoedige uitstraling. In de onderstaande tekening heb ik haar goed getroffen, denk ik. De organisatie klopt best aardig. De lichtval op heur haar draagt grappig genoeg bij aan de focus van de tekening. Daar is niet over nagedacht; het is een welkome toevalligheid. Het enige dat voor verbetering vatbaar is, is de omvang van haar schedel. Wellicht dat ik daar nog iets bijsmokkel.
Blog
Heus
De drijvende kracht achter de tekenavonden in de kapel van het Egmondse Karmelklooster is Frits, al dertig jaar lang. Hij regelt ook de modellen. Per keer zijn dat er twee: een portretmodel én een naaktmodel. Soms laten de modellen afweten. Als het portretmodel niet opdaagt, springt meestal een tekenaar in. Vaak is dat Chiel, maar ook Maurice heeft al twee keer gezeten. Deze keer kon Frits er niet onderuit en ging hij zelf zitten. Onderstaand portret is mijn beste resultaat. Ik ben prima tevreden: het is een vlotte, goed gelijkende tekening geworden (een eerdere poging leed aan het omgekeerde). Voor degenen die Frits niet kennen: in zijn hoofddeksel moet je je niet vergissen. Dat is geen alpinopet, maar een heuse Baskische baret.
Schwung
Deze avond hadden we een bewegend portretmodel, een violiste. Leuk om te doen, maar wat een werk! Toch ben ik er aardig uitgekomen. De vingers op de snaren bewegen. Maar voor mijn gevoel mist er iets in de organisatie van de tekening. Of in de dynamiek? De tekening oogt mij te statisch. Iets meer schwung, is dat niet mogelijk? Zou de arm met de strijkstok ook niet een beetje kunnen bewegen?
Aatje
De tentoonstelling van Aat Veldhoen (1934-2018) in Museum Kranenburg in Bergen focust vooral op de mensen uit zijn omgeving: vrouwen, kinderen, vrienden. Mooie, knappe en beroemde mensen (Kabul, Simon, Hedy). Interessanter dan die society-portretten vond ik zijn (duin)landschappen of de patientenportretten die hij rond 1959 maakte – als stagiair in het Binnengasthuis tekende hij patiënten en operaties. Onderstaande portret-ets vond ik ontroerend in zijn eenvoud. De lijnvoering is prachtig. Subtiel is de herhaling van de ronde vorm van het slangetje in de vorm van de (vrouwen)borst en de buik. Mooi hoe zo de kwetsbaarheid van de mens verbeeld wordt.
Dynasty
Meestal ben ik erg enthousiast over de tentoonstellingen in ‘mijn’ Stedelijk Museum Alkmaar. De huidige tentoonstelling over de Toorop-dynastie viel mij een beetje tegen, zowel de inhoud en als de opstelling (die vaak goed en goed verzorgd is). Over bezoekersaantallen mag deze expositie echter niet klagen: in Alkmaar heb ik nog nooit zoveel bezoekers gezien, die bleven af en aan stromen. Misschien toch het Dynasty-effect (van de tv-soap)? Schilderende grootvader, moeder en zoon, alle drie beroemd. Op de een of andere manier triggert dat iets bij het publiek. Hoe dan ook, van de drie familieleden kon alleen de jongste, Edgar Fernhout (1912-1974), mij boeien en dan met name zijn laatste, abstracte periode. Op het eerste gezicht kan onderstaand schilderij een beetje banaal overkomen, gewoon een verzameling vlekken. Maar als je wat langer kijkt, wordt het werk steeds dieper en (kleur)rijker.
Koologen
In 1917 begon Alexey van Jawlensky met het schilderen van zijn mystieke (vrouwen)portretten: bijna abstracte portretten van het menselijk gezicht in ijle, vervreemdende kleuren. Onderstaand portret uit de Moderne Galerie in Saarbrücken lijkt een voorloper daarvan. Jawlensky is door velen beïnvloed, maar misschien nog wel het meest door Gauguin. Gauguin werkte met vreemde en indringende kleurencombinaties, maar altijd als onderdeel van zijn landschappen. Jawlensky doet iets wat Gauguin nooit heeft gedaan: hij gebruikt die vreemde kleurencombinaties in het gezícht. Het gezicht als landschap. Vreemd en bevreemdend hoe hier het groen en het violet tegen elkaar aan geschilderd zijn, in wang, voorhoofd en arm. Gaan die kleuren nu in elkaar over of niet, zo vraag ik mij af? Niet als kleur, maar wel als toonwaarde? Zoiets?
Rechtshandig
In de Moderne Galerie van Saarbrücken hangen vier Corinths ontdekte ik, waaronder het hieronder afgebeelde, prachtige Walchensee-landschap. Lovis Corinth (1858-1925) was een van de drie toonaangevende Duitste impressionisten, naast Max Slevogt (1886-1932) en Max Lieberman (1847-1935). Op 53-jarige leeftijd kreeg Corinth een beroerte die hem gedeeltelijk verlamde en waarna hij met behulp van zijn vrouw Charlotte Berend opnieuw moest leren schilderen [bron: Wikipedia]. Zijn gebruik van kleur werd levendiger en de door hem vervaardigde portretten en landschappen kregen een uitzonderlijke levendigheid en kracht. In deze fase van zijn leven maakte Lovis Corinth zijn bekendste schilderijen, de Walchensee-landschappen. De Walchensee is een meer in de Beierse Alpen, waar Corinth een buitenhuis bezat. Corinths verlamming was linkszijdig, maar hij is altijd rechtshandig geweest. Dat kun je ook aflezen aan de richting van de afgebeelde penseelstreken. Alleen schilderde hij met zijn goede rechterhand na zijn beroerte nóg wilder en nóg woester dan hij al deed. Volgens eigen zeggen “heeft hij nooit meer verkocht dan na zijn beroerte. De schilderijen werden letterlijk van zijn ezel gerukt en zijn tentoonstellingen in Duitsland bloeiden als nooit tevoren.”
Rood in rood
Alexej von Jawlensky (1864?-1941) was een expressionische schilder van Russische afkomst. Hij heeft vooral in Duitsland en Zwitserland gewerkt en werd beïnvloed door onder meer Hodler, Verkade, Kandinsky, Münter, Matisse en Nolde. In het Keulse Ludwig Museum kwam ik onderstaand stilleven tegen, met de rood-oranje beker tegen een rode achtergrond. Dit detail trof me erg, want wie schildert nu rood op een rode achtergrond? Dat valt toch weg? Dit schrijvend bedenk ik opeens dat dat die beker natuurlijk een glas is, dat glas transparent is en dat het logisch is dat het rood dan doorschijnt. Maar zo ziet het er voor mij niet uit. Wellicht is het onkunde van de schilder, maar Jawlensky ken ik als een kleurrijk schilder die gekke, onverwachte dingen doet. Niet per ongeluk maar met opzet. Een opzet van de prettig malicieuze soort; niet alleen bij het rood, maar ook bij de blauwe bloemen tegen het blauw (welke bloemen zijn nu blauw?) en de twee oogjes (lichtreflecties?) in de zwarte vaas.
Zompig
Een van de fijne dingen van Duitsland is dat de musea altijd een uitstekende collectie hebben. Zo ook Museum Ludwig in Keulen. Wat de wisselexpositie was weet ik niet meer, maar de vaste collectie was een feest voor het oog. In de vaste opstelling behalve keramiek van de meester ook twee Picasso-schilderijen, waaronder onderstaand stilleven. Het genie van Picasso is dat bijna elk schilderij goed is. Dit stilleven is woest geschilderd op een blauwe ondergrond. De enige kleuren zijn zwart, wit, gebrande en ongebrande omber. Het schilderij lijkt erg onaf, maar er valt zo véél te zien: de robuuste strepen van tafel en tafelkleed, de drievoudig herhaling van de citrusvorm van mandoline, fruitschaal en tafelkleed, de uitgekraste lijnen (de overhang van het tafelkleed rechts waar niets meer gedaan is), het harde contrast tussen zwart en wit in de fruitschaal. Het schilderij lijkt haar centrum te hebben in de ‘stomp’ van de marmeren vuist. De cirkelvorm daarvan komt weer terug in het gat van de mandoline en de uitgekraste appels/sinaasappels in de fruitschaal. Maar waarom nou die vuist? Geen idee. In de achtergrond zijn veel stukken ‘zompig’ gelaten, maar Picasso komt daarmee weg, altijd. Het mooiste vind ik nog wel de verbindende lijn tussen de bovenkant van de mandoline en de boog van de fruitschaal. Net als de horizontale lichtstreep in de achtergrond slaat die kraslijn waarschijnlijk nergens op (in ieder geval niet op iets realistisch), maar juist daardoor krijgt het stilleven een magische, bijna dwingende kracht.
Geconstrueerd
Vóór mijn wiskundestudie heb ik bouwkunde gestudeerd. Daar, in Delft, heb ik geprofiteerd van de uitstekende tekenlessen. We leerden tekenen naar de waarneming. Niet heel technisch of academisch, eerder pragmatisch: goed meten en schatten, met name van de perspectivische verkorting. Perspectief tekenen deden we uit het handje, naar de waarneming, zonder hulpmiddelen of trucjes. In de onderstaande tekening zie ik daar dingen van terug: bril en hoed bieden veel steun voor de verhoudingen van het gezicht. Met name de ogen zijn dan een koud kunstje: als je de bril eenmaal goed hebt, vertelt die precies waar de ogen moeten staan. Afgezien van een enkel detail (ra, ra, welk?) ben ik over deze tekening prima tevreden. Of het moet zijn dat die misschien een beetje te statisch is, te geconstrueerd?