Op zoek naar de inspiratiebronnen van Marten Tissing kwam ik uit op een ander lid van de Italiaanse Transvanguardia, Mimmo Paladino (Paduli, 1948). Deze Mimmo Paladino is een productief schilder en beeldhouwer, met een beeldtaal die rijker is dan die van Nicola de Maria of Marten Tissing. Zijn werk lijkt een mythisch humanistische grondslag te hebben die aansluit bij de (Romeinse) geschiedenis van Italië. Dat uitgangspunt spreek mij op zichzelf niet zo aan, maar zijn werk is sterk en divers, zie bijvoorbeeld ook deze prachtig gestileerde paardenbeelden.
Categorie: Museumbezoek
Nicola de Maria
Na mijn bezoek aan de tentoonstelling van Marten Tissing werd ik nieuwsgierig naar zijn inspiratie: hoe komt zo’n nuchtere, Groningse schilder aan een dergelijke poëtisch/spirituele inslag? Een van zijn inspiratiebronnen was Nicola de Maria, een Italiaans schilder met een beeldentaal vrijwel identiek aan die van Tissing. Wie was eerst, zo vraag je je af? Het oeuvre van De Maria lijkt groter en veelomvattender dan dat van Tissing. Nicola de Maria (1954, wonend en werkend in Turijn) was afgestudeerd in de medicijnen toen hij gegrepen werd door de schilderkunst. Zijn werk verbeeldt een fantastische en kleurenrijke wereld die bevolkt wordt door meetkundige figuren en tekens [bron: https://mucciaccia.com/en/nicola-de-maria]. In zijn interviews bezigt hij dezelfde taal als Tissing: veel verwijzingen naar spiritualiteit en een gelovig soort poëzie. Het blijft toch een vreemd proces, dat schilderen: hoe je van een idee naar verf-op-doek komt en er achteraf weer een verhaal over vertelt. Voor mijn gevoel heeft het een niet zoveel met het ander te maken…
Intrigerende stilte
Op het terrein van het oude Wilhemina Gasthuis in Amsterdam is WG Kunst gevestigd. Vóór de coronatijd organiseerde deze sympathieke galerie aan de lopende band leuke tentoonstellingen. En met de jaarwisseling altijd een spannende WG Kerst Sale. ‘Maar hopen dat dat snel weer kan. In februari hing er werk van de mij onbekende Groninger kunstenaar Martin Tissing. Dat zag er zo intrigerend uit dat ik even ben gaan kijken. Het werk hing prachtig. Er draaide een documentaire over Tissing en zijn werk, getiteld ‘Kleuren van stilte’. Kleurig is het werk zeker, maar over de stilte heb ik zo mijn twijfels. In de video spreekt de kunstenaar krachtig en luid over de poëtische stilte in zijn werk. Ook zijn doeken doen nadrukkelijk kond van de stilte met (geschilderde) teksten als “De wereld van de Ziel”, “In Zen” en “Ziel = Tao”. Onderstaand schilderij bevat geen opruiende teksten en spreekt me daarom meer aan.
Aatje
De tentoonstelling van Aat Veldhoen (1934-2018) in Museum Kranenburg in Bergen focust vooral op de mensen uit zijn omgeving: vrouwen, kinderen, vrienden. Mooie, knappe en beroemde mensen (Kabul, Simon, Hedy). Interessanter dan die society-portretten vond ik zijn (duin)landschappen of de patientenportretten die hij rond 1959 maakte – als stagiair in het Binnengasthuis tekende hij patiënten en operaties. Onderstaande portret-ets vond ik ontroerend in zijn eenvoud. De lijnvoering is prachtig. Subtiel is de herhaling van de ronde vorm van het slangetje in de vorm van de (vrouwen)borst en de buik. Mooi hoe zo de kwetsbaarheid van de mens verbeeld wordt.
Dynasty
Meestal ben ik erg enthousiast over de tentoonstellingen in ‘mijn’ Stedelijk Museum Alkmaar. De huidige tentoonstelling over de Toorop-dynastie viel mij een beetje tegen, zowel de inhoud en als de opstelling (die vaak goed en goed verzorgd is). Over bezoekersaantallen mag deze expositie echter niet klagen: in Alkmaar heb ik nog nooit zoveel bezoekers gezien, die bleven af en aan stromen. Misschien toch het Dynasty-effect (van de tv-soap)? Schilderende grootvader, moeder en zoon, alle drie beroemd. Op de een of andere manier triggert dat iets bij het publiek. Hoe dan ook, van de drie familieleden kon alleen de jongste, Edgar Fernhout (1912-1974), mij boeien en dan met name zijn laatste, abstracte periode. Op het eerste gezicht kan onderstaand schilderij een beetje banaal overkomen, gewoon een verzameling vlekken. Maar als je wat langer kijkt, wordt het werk steeds dieper en (kleur)rijker.
Koologen
In 1917 begon Alexey van Jawlensky met het schilderen van zijn mystieke (vrouwen)portretten: bijna abstracte portretten van het menselijk gezicht in ijle, vervreemdende kleuren. Onderstaand portret uit de Moderne Galerie in Saarbrücken lijkt een voorloper daarvan. Jawlensky is door velen beïnvloed, maar misschien nog wel het meest door Gauguin. Gauguin werkte met vreemde en indringende kleurencombinaties, maar altijd als onderdeel van zijn landschappen. Jawlensky doet iets wat Gauguin nooit heeft gedaan: hij gebruikt die vreemde kleurencombinaties in het gezícht. Het gezicht als landschap. Vreemd en bevreemdend hoe hier het groen en het violet tegen elkaar aan geschilderd zijn, in wang, voorhoofd en arm. Gaan die kleuren nu in elkaar over of niet, zo vraag ik mij af? Niet als kleur, maar wel als toonwaarde? Zoiets?
Rechtshandig
In de Moderne Galerie van Saarbrücken hangen vier Corinths ontdekte ik, waaronder het hieronder afgebeelde, prachtige Walchensee-landschap. Lovis Corinth (1858-1925) was een van de drie toonaangevende Duitste impressionisten, naast Max Slevogt (1886-1932) en Max Lieberman (1847-1935). Op 53-jarige leeftijd kreeg Corinth een beroerte die hem gedeeltelijk verlamde en waarna hij met behulp van zijn vrouw Charlotte Berend opnieuw moest leren schilderen [bron: Wikipedia]. Zijn gebruik van kleur werd levendiger en de door hem vervaardigde portretten en landschappen kregen een uitzonderlijke levendigheid en kracht. In deze fase van zijn leven maakte Lovis Corinth zijn bekendste schilderijen, de Walchensee-landschappen. De Walchensee is een meer in de Beierse Alpen, waar Corinth een buitenhuis bezat. Corinths verlamming was linkszijdig, maar hij is altijd rechtshandig geweest. Dat kun je ook aflezen aan de richting van de afgebeelde penseelstreken. Alleen schilderde hij met zijn goede rechterhand na zijn beroerte nóg wilder en nóg woester dan hij al deed. Volgens eigen zeggen “heeft hij nooit meer verkocht dan na zijn beroerte. De schilderijen werden letterlijk van zijn ezel gerukt en zijn tentoonstellingen in Duitsland bloeiden als nooit tevoren.”
Rood in rood
Alexej von Jawlensky (1864?-1941) was een expressionische schilder van Russische afkomst. Hij heeft vooral in Duitsland en Zwitserland gewerkt en werd beïnvloed door onder meer Hodler, Verkade, Kandinsky, Münter, Matisse en Nolde. In het Keulse Ludwig Museum kwam ik onderstaand stilleven tegen, met de rood-oranje beker tegen een rode achtergrond. Dit detail trof me erg, want wie schildert nu rood op een rode achtergrond? Dat valt toch weg? Dit schrijvend bedenk ik opeens dat dat die beker natuurlijk een glas is, dat glas transparent is en dat het logisch is dat het rood dan doorschijnt. Maar zo ziet het er voor mij niet uit. Wellicht is het onkunde van de schilder, maar Jawlensky ken ik als een kleurrijk schilder die gekke, onverwachte dingen doet. Niet per ongeluk maar met opzet. Een opzet van de prettig malicieuze soort; niet alleen bij het rood, maar ook bij de blauwe bloemen tegen het blauw (welke bloemen zijn nu blauw?) en de twee oogjes (lichtreflecties?) in de zwarte vaas.
Zompig
Een van de fijne dingen van Duitsland is dat de musea altijd een uitstekende collectie hebben. Zo ook Museum Ludwig in Keulen. Wat de wisselexpositie was weet ik niet meer, maar de vaste collectie was een feest voor het oog. In de vaste opstelling behalve keramiek van de meester ook twee Picasso-schilderijen, waaronder onderstaand stilleven. Het genie van Picasso is dat bijna elk schilderij goed is. Dit stilleven is woest geschilderd op een blauwe ondergrond. De enige kleuren zijn zwart, wit, gebrande en ongebrande omber. Het schilderij lijkt erg onaf, maar er valt zo véél te zien: de robuuste strepen van tafel en tafelkleed, de drievoudig herhaling van de citrusvorm van mandoline, fruitschaal en tafelkleed, de uitgekraste lijnen (de overhang van het tafelkleed rechts waar niets meer gedaan is), het harde contrast tussen zwart en wit in de fruitschaal. Het schilderij lijkt haar centrum te hebben in de ‘stomp’ van de marmeren vuist. De cirkelvorm daarvan komt weer terug in het gat van de mandoline en de uitgekraste appels/sinaasappels in de fruitschaal. Maar waarom nou die vuist? Geen idee. In de achtergrond zijn veel stukken ‘zompig’ gelaten, maar Picasso komt daarmee weg, altijd. Het mooiste vind ik nog wel de verbindende lijn tussen de bovenkant van de mandoline en de boog van de fruitschaal. Net als de horizontale lichtstreep in de achtergrond slaat die kraslijn waarschijnlijk nergens op (in ieder geval niet op iets realistisch), maar juist daardoor krijgt het stilleven een magische, bijna dwingende kracht.
Hallucinant
De schilderijen van Maria Lassnig (1919-2014) gaan over een zeer particulier thema: de manier waarop de schilderes haar eigen (kwetsbare) lichaam ziet. Wat is er te zien: haar gelaat (vaak zonder schedel), buiten de schedel bungelende hersenen, borsten, geslachtsdelen. Niks universeels. Haar werk straalt zo weinig compassie uit dat je bijna aan zelfhaat gaat denken. De overzichtstentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk Museum is dodelijk volledig: veel werk uit ál haar perioden, dat had wel wat minder gemogen (zie deze recensie in het Parool). Mij vooral interesseert haar kleurgebruik: zuurstokroze, lichte gelen, lichte groenen en blauwen. (Licht)technisch gezien heet dat high-key painting. In dit geval is het effect vooral hallucinerend.