Hoe schilder je zonlicht? Licht en schaduw schilderen is al moeilijk genoeg, maar zonlicht schilderen, het stralende effect van zonlicht, dat gaat mij boven de pet. De Belgische schilder Jozef van Ruyssevelt (1941-1985) kon het. Op terugreis van Brussel bezochten we de privé-collectie van de erven van Jozef van Ruyssevelt. Die collectie is gehuisvest in de villa waar Van Ruyssevelt gewoond heeft en waar hij bijna al zijn doorkijkjes, interieurs en stillevens geschilderd heeft. Ik ken niemand die zo stralend het zonlicht schildert als hij. Zijn schilderijen (olie, gouache en pastel) zijn prachtig van toon, kleur en compositie, en een stuk losser geschilderd dan je op het eerste gezicht zou denken. Dat is het eigenlijke wonder: dat de losse vlekken oranje en zwart, zachtgeel en grijs, wit en blauw niet alleen een interieur suggereren, maar vooral een wereld oproepen waar het zonlicht de schepping streelt.
Categorie: Museumbezoek
Mes in het oog
Van Zurbarán naar Borremans: in de Bozar is het een kleine stap van Spaanse mystiek naar Belgisch surrealisme. Akelig goed schildert die Michaël Borremans: nonchalant, maar uiterst effectief en uiterst suggestief, met ingehouden kleurgebruik en een luchtige, liefdevolle toets. Zijn onderwerpen hebben een stekelige, donkere ondertoon: blanke modellen met een zwart gelaat, meisjes met rok maar zonder benen. Het contrast tussen de liefdevolle toets en de thematiek van prikkeldraad creëert een mysterie dat verder niet uitgelegd wordt. Het is Borremans te doen om beelden die de kijker raken. “Mes in het oog” is de term die hij daarvoor gebruikt in deze documentaire. Onderstaand schilderij is werkelijk prachtig geschilderd (gezicht, handen, trui, achtergrond). Maar wat stelt het voor? Een man kijkt naar zijn hand. Wat ziet hij? Een visioen? Of gewoon zijn hand?
Het raadsel Zurbarán
Met Astrid was ik in de Bozar van Brussel voor de tentoonstelling van Fransisco de Zurbarán (1598-1664), Spaans barokschilder, tijdgenoot van Velasques. Zurbarán blijkt vooral een schilder geweest te zijn van streng katholieke voorstellingen: de heilige Maagd met kind, de gekruisigde Christus, een mediterende Sint Fransciscus, devote monniken in prachtig witte pijen en oversten van allang niet meer bestaande orden. Daarnaast schilderde Zurbarán stillevens: vlezige appels en kweeperen, vazen, een prachtig lams Gods en tere bloemen. Heel bekend is een stilleven van een beker water met bloem op zilveren schaal, mooi sereen geschilderd met vooral prachtige reflecties. Dat stilleven hing er zelfs in verschillende versies: in meerdere grote religieuze schilderijen figureert het als bijmotief. De vraag is of Zurbarán gedreven werd door religieus-esthetische motieven of dat hij gewoon (brood)schilder was. Je zou bijna denken dat hij monnik was of priester, maar in werkelijkheid is hij drie keer getrouwd geweest. Ook kun je je afvragen of de thematiek van zijn stillevens streng-religieus is of niet. In zijn tijd waren stillevens, de zogenaamde bodegones, erg in de mode. Het hieronder afgebeelde stilleven vind ik het meest intrigerend: wat zou Zurbarán hier nu mee willen zeggen?
De mandril van Kokoschka
Met mijn tante Riekie bezocht ik vorig jaar het Drents Museum in Assen voor de tentoonstelling “Lyrische lijnen”, met werk van Klimt, Kokoschka, Schiele en anderen. Er hingen een paar mooie tekeningen van Kokoschka, maar meer ook niet. Ik voelde me een beetje bekocht vanwege de geringe omvang en de niet daarmee in verhouding staande publiciteit. Mijn tante was kritischer want zij vindt het afbeelden van mensen niet eens kunst: “Ik ken die mensen toch niet? Waarom moet ik er dan naar kijken?”
Dit weekend ging ik met Greetje naar Rotterdam voor de tentoonstelling “Mensen en Beesten” van Kokoschka. Het was het laatste weekend dat het nog kon. In het Boijmans hingen veel mens- en een aantal dierportretten: de mandril, verder poezen, krabben en schildpadden — in alle stijlen die Oskar Kokoschka gedurende zijn lange leven beoefend heeft, en dat zijn er nogal wat. Mij overviel het gevoel van mijn tante Riekie: al die koppen zeiden mij niets, ondanks het feit dat Kokoschka een van mijn helden is.
In het drukbezochte Museum Boijmans van Beuningen zat Kokoschka voor mijn gevoel opsloten in het chronologische kader van de museumkunst. Misschien hingen zijn doeken gewoon niet mooi, maar ik miste de vrijheid zoals die ik ooit ervaren heb in zijn stadgezichten die ik gezien heb in het Albertina in Wenen: grote doeken in vibrerende kwaststreken met een prachtig licht en kleur. Nu nog erachter komen wat mijn tante Riekie daarvan vindt.
Home barber shop
Op studiereis in Engeland deden we tijdens een tussenstop Birmingham aan. Daar bezicht ik met Denise de IKON Gallery. Hurvin Anderson is een jonge Engelse schilder met een Caribische achtergrond. Zijn schilderijen zijn een mix van figuratie en abstractie. Zo schildert hij bijvoorbeeld tralie-achtige patronen over een achtergrond van gebladerte, tuinen of tennisbanen. Zijn Peter’s series gaat over een home barber shop uit zijn jeugd, een thuis-salon waar Caribische immigranten geknipt werden. Erg verrassende schilderijen: een spannende mix van kleur en niet-kleur, van platheid en diepte, van herkenbaarheid en abstractie.
Atelierfeestje
Kees Verwey is een schilder die ik bewonder, maar ik kende hem voornamelijk van de plaatjes. Het Historisch Museum Haarlem presenteert de komende twee jaar een overzicht van zijn werk. Met Greetje ging ik naar Teylers, en voor Verwey maakten we een ommetje. De meeste indruk op mij maakten de grote atelierstillevens: een meesterlijke balans zowel in toon als in kleur. Het onderstaande stilleven is bijna postmodern: met veel moeite is een tafel te herkennen, een vaas en twee dozen — maar dan houdt het met de herkenbaarheid ook wel op. “Confetti”, zo heet het schilderij. Ziet u het? Viel het zonlicht zo feestelijk naar binnen? Of was er iemand jarig?
Morandi in Brussel
Met Herman ben ik last minute naar de Morandi-tentoonstelling in Brussel geweest. Indrukwekkende expositie. Morandi is vooral bekend door zijn stillevens van potjes en vazen. In het echt had ik het werk van Morandi nog nooit gezien, behalve een of twee stillevens in Gemeentemuseum Den Haag.
Mijn beeld van Morandi is door deze tentoonstelling helemaal op zijn kop gezet. Een klassiek stilleven (“nature morte”) beeldt natuurlijke objecten af met nog een glans van leven. Denk aan een tros druiven, zo echt geschilderd dat je er in zou willen bijten. Morandi’s schilderijen gaan niet over de natuur, niet over het (gestilde) leven: de potjes die hij gebruikte om zijn stilllevens te schikken, schilderde hij eerst mat wit of grijs. Bij Morandi staat niet het leven stil, maar de tijd, en dat raakt aan de essentie van schilderkunst.
Gaandeweg tijdens de tentoonstelling in Brussel kwamen we erachter dat Morandi veel meer een schilders-schilder is. Voortdurend zet Morandi alle schilderwetten op hun kop. Zie bijvoorbeeld de onderstaande vaas met bloemen: zo symmetrisch als het maar kan (“hoort niet”), een ribbel van de vaas loopt gelijk met de scheidslijn in de achtergrond (“hoort niet”). En dan die bloemen: zo dood als een pier. Desalniettemin een tijdloos schilderij: hoe langer je er naar kijkt, hoe mooier het wordt.