Soms moet je naar een museum om een schilderij op zijn waarde te beoordelen, dan is het echte schilderij levendiger, groter, kleurrijker, gedetailleerder dan de afbeelding die je kent uit de boeken. En soms is het andersom.
Vandaag was ik in de gelegenheid om het Utrechtse museum voor Aboriginal Art te bezoeken. Het AAMU stond al een tijd op mijn verlanglijstje, vanwege de geheel eigen beeldtaal van de Australische aboriginals: geometrische motieven, stippen en lijnen gebaseerd op geheime scheppingsmythen uit de zogenaamde dreamtime. Sinds de jaren zeventig – niet geheel toevallig de beginjaren van de acrylverf – heeft de oorspronkelijke aboriginal kunst zich ontwikkeld tot een moderne kunstvorm: kunstenaars met een eigen stijl, met verzamelaars en navenante prijsrecords op kunstveilingen.
Het AAMU toont zowel deze moderne Australische kunstvorm als de inheemse, rituele volkskunst van anomieme makers – totembeelden van spooky wezens, primitieve schilderingen op boombast. In mijn hoofd had ik van tevoren deze kunst behoorlijk geromantiseerd: authentieke motieven in authentieke aardkleuren, wat kon er nu mooier zijn dan dat? Met mijn neus op de verf vielen de meeste schilderijen mij een beetje tegen: gewoon witte stippen op ondoorzichtige, matte lagen acrylverf. Weg mythe.
Desalniettemin vind ik (de plaatjes van) de schilderijen van Rover Thomas nog steeds heel mooi. Een sterke vormtaal in prachtige aardkleuren. In het AAMU hing deze (klik). Het onderstaande schilderij hangt er niet. Daarom kan ik er nog alles bij fantaseren.