Sommige mensen hebben over elk onderwerp hun oordeel klaar. Bij mij duurt het soms even voordat ik een mening gevormd heb. Dat geldt in ieder geval voor de tentoonstelling van Leo Gestel in Laren, die ik samen met Astrid bezocht. In het Singer Museum is Leo Gestel (uitspraak: Gestél) nadrukkelijk aanwezig: zijn tekeningen, pastels en schilderijen hangen in alle zalen, de Singershop verkoopt zijden Leo Gestel-sjaals en Leo Gestel-schemerlampen.
Leo Gestel (1881-1941) was tijdgenoot van Mondriaan en Sluijters. Hij was een alleskunner: begaafd tekenaar, pastellist en schilder — zijn levensgrote pastels en houtskooltekeningen zijn technisch knap en gedurfd. Zijn vrouwenportretten en naakten zijn prachtig: sterk van vorm en mooi van kleur. In zijn tijd had Gestel een goede pers: hij was “de mooiste modernist” en “kubistischer dan Picasso”. Ook anno nu is de pers hem goed gezind: de Volkskrant publiceerde een himmelhoch jauchzende recensie. En de tentoonstelling lijkt een publiekssucces, want de bezoekers stromen toe.
In retroperspectief krijg ik bij zijn werk toch een eigenaardig gevoel in mijn buik. Aanvankelijk schilderde Leo Gestel pointillistisch. Toen Mondriaan luministisch schilderde, deed Gestel dat ook. En goed. In navolging van Picasso en Gris schilderde hij kubistisch – maar Gestels werk mist het rauwe, confronterende van het kubisme: het zijn eerder realistische weergaven overtrokken met een kubistisch sausje. Futuristisch schilderde hij ook: het Singer toont een hele zaal kleurrijke, gefuturiseerde bloemstillevens: technisch knap, maar zielloos. En in de tijd dat Gestel in Bergen woonde schilderde hij een — heel stuk traditioneler — in de stijl van de Bergense school. Kortom, Gestel lijkt een begaafd technicus die met alle winden meewaaide, maar ook iemand die nooit een eigen idioom heeft kunnen vinden. Maar de decoratieve kwaliteiten van zijn werk maken hem zeer geschikt voor merchandising met een chique uitstraling.