Bij een driekwartstand worstel ik regelmatig met de positiebepaling van het naar de kijker toegekeerde oog. De positie van dat oog is moeilijk te relateren aan de andere onderdelen van het gezicht, dat maakt het tekenen lastig. Voor mijn gevoel kan ik dat oog overal wel plaatsen, maar een paar millimeter naar links of rechts is voor de gelijkenis essentieel. En je verkijkt je er makkelijk op, want het oog zit verstopt in de oogkas, en komt van daaruit, vanuit de diepte, iets naar voren. Wat is dan de goede plek? Vanavond lukte het mij dit opeens beter doordat ik vanuit verschillende ankerpunten hulplijnen kon denken, die mij hielpen ‘het oog te vinden’. Of dat aan onderstaand portret te zien is, weet ik niet, maar het lijkt wel alsof dit oog zit waar het hoort: beschermd vanuit de oogkas rustig de wereld aanschouwend.
No photo found.