Met Herman was in het Gemeentemuseum van Den Haag. Aangelokt door een juichende Volkskrant-recensie wilde ik naar de tentoonstelling ‘Graag of niet’ van Emo Verkerk.
Emo Verkerk (1955) blijkt een vat vol tegenstrijdigheden. Hij is een schilder die niet wil behagen. Hij slooft zich bewust niet uit, integendeel, hij doet zijn best om zich niet uit te sloven en dat wenst hij ook te demonstreren. Dat zie je aan zijn krakkemikkig geschilderde koppen: bewust knullig, lelijk en onhandig. Alleen zijn kleurgebruik is mooi, en dat is — voor iemand die zo bewust laconiek wil schilderen — eigenlijk jammer, zo merkte Herman op.
Zijn onderwerpen maken het er ook niet eenvoudiger op. In een radio-interview zegt Verkerk niet te houden van schilders die ‘vet’ schilderen. Daarmee bedoelt hij schilders die hun schilderijen volstoppen met boodschappen. Emo Verkerk probeert ‘dun’ te schilderen, dat wil zeggen, pretentieloze schilderijen te maken, zonder al te veel lading. Alleen, waarom dan al die intellectuelen geportretteerd: Spinoza, Slauerhoff, Edgar Allan Poe, Samuel Beckett, Venedikt Jerofejev, Joseph Roth, Gerard Reve. Zo’n imponerende collectie schrijvers, is dat — voor iemand die zo ‘dun’ wil schilderen — eigenlijk ook niet jammer?