Het tekenen van de ogen blijft voor mij een opgave bij het portrettekenen, met name bij de driekwart-stand van waaruit ik vaak teken. Regelmatig loop ik even naar voren om het oog in detail te bestuderen. Ik zie dan inderdaad meer dan van afstand: ik kijk me werkelijk suf. Het gekke is dat wanneer ik terugloop en weer achter mijn ezel zit, ik bijna niets onthouden heb van wat ik gezien heb. Geen idee hoe dat komt. Misschien omdat het gewoon te véél is: de bolling van het oog, de plaatsing van pupil en iris, de lichtreflecties, de precieze vorm van het bovenste ooglid, hoe dat over het oog heen krult, het onderste ooglid, het ingewikkelde stukje waar bovenste en onderste ooglid elkaar ontmoeten bij de traanklier. En dan vergeet ik nog de buitenste ooghoek, waar het bovenste ooglid over het onderste heenvalt, de kraailijntjes. Al met al tel ik zo tien, elf dingen, meer dan het menselijk werkgeheugen kan bevatten. Bovendien moet je van elk van die dingen zowel vorm als licht/donker-verdeling onthouden. Onmogelijk. De onderstaande tekening heeft tal van defecten (gebrekkige gelijkenis en idem dito organisatie), maar aan de zachte blik (die klópt) kun je zien dat ik veel aandacht aan de ogen besteed heb.
No photo found.