De Hermitage Amsterdam is al een heel museum op zich, maar in een aparte ruimte is een afzonderlijk museum gevestigd, het Outsider Art Museum. Met Els bekeek ik daar de tentoonstelling van Chinese, Nederlandse en andere buitenlandse outsider-kunstenaars: mensen, vaak met een verstandelijke beperking, die buiten elke traditie om kunst maken. Elke outsider-kunstenaar heeft zijn eigen particuliere stijl en thematiek, dus hing er heel divers werk. Desondanks vielen er twee groepen te onderscheiden: Westeuropese outsider-kunstenaars die, vaak een beetje stripachtig, werken vanuit een psychologische insteek, en hun Aziatische collega’s die calligrafischer werken, vaak met een menagerie aan mythologische beesten.
Niet thuis te brengen en voor mij dé ontdekking van deze tentoonstelling waren de tekeningen van Davood Koochaki (Iran, 1939): primitieve, mysterieuze mensfiguren die zo uit de grotten gestapt lijken. Zijn verhaal is wonderbaarlijk. Vanaf zijn zevende moest Koochaki meewerken op de rijstvelden. Lezen en schrijven leerde hij zichzelf. Op zijn dertiende verliet hij zijn familie en reisde hij naar Teheran. Daar begon hij een autoherstelbedrijf. Rond zijn veertigste ging hij voorzichtig aan tekenen, maar pas na zijn pensioen kreeg hij daar meer tijd voor. Zijn schoonzoon, een professionele kunstenaar, stimuleerde hem om met betere materialen en op grotere formaten te werken. Zelf zegt hij vrolijk: “Ik probeer mooi te tekenen, maar dit is wat eruit komt. Misschien heeft het te maken met mijn moeilijke jeugd. Ik begin met een paar lijnen, en dan zie ik daaruit een figuur opdoemen die ik kan tekenen.” Dankzij de connecties van zijn schoonzoon kreeg Koochaki in 2008 zijn eerste expositie in Teheran. Hij tekent alleen met grafiet- en kleurpotloden, vandaar zijn bijnaam Potloodman. Ik vind het prachtig. Go, Pencil Man, go!