De grote Rothko-tentoonstelling in Den Haag overlapt een paar weken met de Late Rembrandt-tentoonstelling in het Rijksmuseum. Deze coïncidentie bracht portretschilder Liesbeth van Keulen tot de vraag: “Wat hebben Rembrandt en Rothko gemeen?” Dit lijkt geen natuurlijke vraag, maar na mijn bezoek aan het Gemeentemuseum begon het mij te dagen dat er inderdaad een verband is.
Mark Rothko (1903-1970) is beroemd vanwege zijn colourfield paintings: abstracte doeken met twee of drie kleurvlakken die lijken te zweven op een egaal gekleurde ondergrond. Rothko schilderde kleur over kleur – transparant en open, met luchtige kwaststreken, waardoor zijn kleurvlakken een bijzondere intensiteit krijgen.
Karakteristiek zijn de wolkige randen van de kleurvlakken. Die randen zijn niet afzonderlijk geschilderd, maar zijn ontstáán: meestal is een dekkender kleurvlak over een heldere onderlaag geschilderd. De randen van de kleurvlakken lijken hierdoor te stralen. Staand voor zijn grote doeken gaat je oog naar de duistere spiegels van zijn kleurvlakken. Vanuit je ooghoeken neem je de vibrerende, wolkige randen waar. Die randen doen een groter licht vermoeden, een licht dat straalt achter het duister: suspens van het goddelijke.
Die stralende randen zónder zichtbare lichtbron vormen volgens mij de link met Rembrandt. Immers, Rembrandt is de meester van het stralende licht: in veel van zijn schilderijen is de lichtbron zelf geblokt, en neem je het naar buiten stralende, oud-testamentische licht indirect waar. Net als bij Rothko.